Mijn moeder heeft, verstopt tussen de meest kitscherige schreeuwerig gekleurde nineties albums met herinneringen aan reizen die ik nooit kan vergeten, een boek met naaktfoto’s van zichzelf met eveneens ontklede baby-ik aan de borst. Het is een statig lederen album, en de foto’s probeerden anno 1983 een late seventies wazige Emmanuelle-charme te emuleren.
Mijn moeder staat in tedere omhelzingen met haar baby voor roodgekleurde achtergronden met een flou artistique te stralen. Het contrast van deze oprechte krachtige gevoelens en de gekunstelde nu gedateerde maar door de cyclische aard van trends ook weer hippe omgeving is zo sterk dat het me de enkele keren dat ik het boek beschouwde omverblies. De liefde heeft een gezicht. En het decor van de sterkste der menselijke emoties is van velours, of iets dergelijks, ik ben geen stoffenspecialist.
Bijna veertig jaar later zit ik in een trein die van mijn ballingsoord aan de kust naar het binnenland rijdt in een boek over liefde van de Franse seventies filosoof Roland Barthes te lezen. Hij beschrijft het “bewegingsloze wiegen” door de geliefde als de andere omhelzing naast die van de seksuele gemeenschap. Het gekoesterd, toegefluisterd, huid op huid geaaid worden is voor de filosoof een duidelijke uitloper van hoe we door de moeder ooit liefdevol bejegend werden.
Meestal verzet ik mij tegen deze Freudiaanse interpretaties van de liefde, Marcuse kan er ook wat van wat dat betreft. Alsof we ons hele leven bij elke amoureuze ontmoeting niks doen dan de verdwenen moeder te proberen vervangen. Het is, zoals Freudianisme dat vaak is, me een al te eenzijdige reductionistische en monomane weergave van een complexe werkelijkheid.
Voor de vorming van mijn seksuele zelf waren de masochistische spelletjes die ik met S. in de zomer van 1993 in de ovenhete zomertent in onze tuin speelde veel belangrijker. Geketend door geïmproviseerde touwen lag ik onder het canvas aan zijn bleekgerimpelde voeten terwijl hij al dan niet met zijn piemel speelde. Het was de tijd van de grens van de onschuld, één van die nachten had ik een droom waarin de duivel me kwam halen omdat ik foute dingen met mijn vriend deed. Het is tot vandaag de ergste angstdroom die ik had. Dank u katholieke school.
Maar wat de rol van de moeder en het memento dat de foto’s me geven betreft kan ik er toch ook niet buiten, in mijn volwassen leven wil ik door vrouwen gekoesterd en verwend en door mannen gepijnigd en vernederd worden. Bij Plato bestond het ideale liefdeswezen voor het wreed uit elkaar gehakt werd uit twee delen, als een Siamese tweeling. Ik zou even Googlen of Siamese drielingen bestaan, maar dan kom ik vast weer bij een shitload porno terecht.
De staat van primordiale koestering komt niet terug, en dus is het leven zowel verscheurend mooi als afgrijselijk gruwelijk. Daar aan de borsten van mijn moeder in onze eigen Sylvia Kristelprent kende ik het grootste warme geluk dat ik in mijn leven zou kennen maar ik beleefde het niet bewust, was te jong om de magie ervan te snappen. Nu ben ik bewust, beladen met pijn van vroeger, nu en straks en precies daardoor niet meer in staat om zo’n geluk te bereiken.
De trein stopt en ik sla het boek van Roland Barthes dicht en stap de herfstkleuren van Gent binnen. Ik ben nu vijftien jaar ouder dan mijn moeder was op die foto’s en ik heb zelf een kind dat soms knuffelig aan mijn borst wil komen liggen. Ik heb hem nog geen pijn gedaan, maar ik besef dat het onvermijdelijk is, de kloof zal groter worden. Ik hoop dat hij gelukkig wordt, en dat hij me altijd zal willen knuffelen, tot mijn immer groeiende rimpels me een nieuwe zomertent vormen en ik finaal in mezelf verdwijn.
1 reactie