Frank D’hanis is filosoof en schrijver. In december verschijnt Held, zijn non-fictiedebuut. D’hanis reageert op een opiniestuk van Uschi Cop, waarin de critica het feit veroordeelt dat Joe Speedboot van Tommy Wieringa de prijs voor Beste Nederlandstalige roman won.
Het beste Nederlandstalige boek van de 21ste eeuw, aldus Knack, wordt deze maand gratis verspreid in lagere en middelbare scholen in Nederland, in het kader van de campagne ‘Heel Nederland Leest’. Joe Speedboot, Tommy Wieringa’s roman uit 2005, vangt de jongste tijd veel aandacht. En ook kritiek.
In een opiniestuk in Knack en Trouw veroordeelt Uschi Cop het feit dat Joe Speedboot de prijs voor de Beste Nederlandstalige roman won. De critica vindt het “een gemiste kans” dat “deze ongenuanceerde neerbuigende kijk op alles wat niet-man en niet-wit” is – ‘slutshaming’ inbegrepen, zo in de bloemetjes wordt gezet.
Dat het boek meer dan twintig jaar oud is, is voor haar een verder bewijs dat het zo’n eer niet te beurt had moeten vallen, want het representeert de samenstelling van de bevolking niet meer nauwkeurig. Het zijn allemaal argumenten die van literatuur een didactisch, moralistisch kunststukje willen maken, in plaats van een kunstvorm.
Dat Joe Speedboot zowel seksistisch is als dat het racial slurs bevat, is iets dat ik best wil aanvaarden. Ik ga hier dus niet de morele inhoud van het boek verdedigen, daar gaat het me ook niet om.
Dat Tommy Wieringa zelf een vrouwonvriendelijke man zou zijn, wil ik hier echter niet uit afleiden. Het is gevaarlijk om je beeldvorming van een persoon enkel te baseren op diens publieke optredens. Dan is het eerlijker om ook te kijken naar diens niet-talige handelingen. Misschien is het feit dat zijn vriendin een mensenrechtenadvocaat is dan ook wel relevant. Wieringa zonder meer als een seksist portretteren lijkt me sowieso te ongenuanceerd, zo al niet flagrant onjuist.
Voltaire
Bij de publicatie zijn er steeds mensen die maatstaven hanteren die niets met de verdienste van de roman als kunstwerk te maken hebben. Soms zijn die criteria louter commercieel, maar even vaak gaat het om moralistische platitudes die samenhangen met de waan van de dag. Dat is vandaag trouwens niet anders dan vroeger, en cancellen is dan ook niks nieuws. Toen Voltaire, alweer een witte man, in 1759 zijn Candide publiceerde was dat anoniem en vanuit zijn ballingsoord Genua. De filosoof wilde immers niet opnieuw in de Bastille terechtkomen. Voorbeelden genoeg in de literatuurgeschiedenis, helaas.
Toegegeven, dan is het stuk van Cop een milde veroordeling. Ze zegt ook dat ze boeken niet wil bannen, maar dat ze “pareltjes die de vinger leggen op echte ervaringen en die geesten openstellen” de kans wil geven om bovenaan zo’n lijst te prijken.
Je kan je eigen zieke geest dan nog steeds voeden door Joe Speedboot te kopen in de winkel, maar de morele, goed nadenkende lezer handelt natuurlijk anders. Tegen zo’n moralistische reductie van de roman moeten we ons altijd blijven verzetten.
Hoewel ik erg pro-gelijkheid ben vind ik het werk van rechtse zeuren als Houellebecq en Céline fantastisch. Ik kan zelfs genieten van De ontscheping, het enige goede boek van Jean Raspail, hoewel hij ronduit fascistisch was. Ik heb weliswaar een brede leespraktijk, met vele vrouwelijke en niet-witte auteurs, maar dat is geen morele plicht. Deze lectuur versterkt mijn idee dat mensen gelijk moeten zijn niet per se, net zoals seksistische boeken me niet meteen in een rabiate schuimbekkende vrouwenhater doen veranderen.
De enige relevante tegenvraag aan de critica is deze: ‘Ja maar, is het een goed boek?’ En die vraag moeten we voor Joe Speedboot met een klinkend ‘ja’ beantwoorden.
