‘Een klaslokaal is een harde, darwinistische omgeving’ (Humo, 22/08/2016)
Frank D’hanis (33), lector communicatie aan de Gentse Arteveldehogeschool, hield het
lesgeven in het secundaire onderwijs na drie leservaringen voor bekeken: enkele
disciplinaire problemen en het gebrek aan begeleiding en begrip deden hem na de uren
letterlijk trillen van de stress.
Frank D’hanis «Ik denk dat ik het schoolvoorbeeld ben van hoe iemand in Vlaanderen het
onderwijs inrolt: niet als een bewuste keuze, maar omdat die optie er altijd is eens je je
diploma hoger onderwijs op zak hebt. Ik heb filosofie gestudeerd en daarna journalistiek.
Met mijn freelance journalistiek werk kwam ik niet rond, dus zocht ik naar een aanvullend
inkomen. Want op dat vlak is het onderwijs erg verleidelijk: je wordt er, in tegenstelling tot
een freelancer, betaald volgens je diploma.
»Mijn eerste job was in de Broederschool Biotechnische en Sport in Sint-Niklaas: ik moest
een leerkracht voor twee maand vervangen. Ik was behoorlijk nerveus, want ik had sinds
m’n middelbaar geen stap meer in een klaslokaal gezet. En ik moest Nederlands geven,
ook al had ik daar niet voor gestudeerd.»
HUMO Dat kan zomaar, zonder de aanvullende Specifieke Lerarenopleiding te
volgen?
D’hanis «Je hebt een vereist diploma, en een voldoende diploma – ik heb de SLO niet
gevolgd, dus het mijne was voldoende. Daardoor word je wat minder betaald, maar nog
altijd behoorlijk goed.
»Plots stond ik dus, zonder enige pedagogische achtergrond, aan de vijfdes en zesdes les
te geven over ‘Van den vos Reynaerde’. Ik ben wel redelijk belezen, maar van
Middelnederlandse literatuur ken ik geen zak. Waardoor je je al direct afvraagt: ‘Wat sta ik
hier eigenlijk te doen?’ En die leerlingen zaten in de richting landbouwwetenschappen,
tuinbouw en lichamelijke opvoeding: verhalen over Walewein en Beatrijs konden hen
gestolen worden. Sommigen hadden ook – letterlijk – een nogal boers karakter: zo vloog er
eens een vogel binnen bij de vijfdes, en toen heb ik hemel en aarde moeten bewegen om
te voorkomen dat ze dat beest de nek zouden omwringen. Voor hen zijn vogels namelijk
smeerlappen die de zaden komen oppikken.»
HUMO Stuur je hen dan naar de directeur?
D’hanis «Neen, want dat is een teken van onmacht: dat is pas je laatste redmiddel.
Autoritair zijn zit niet in mijn natuur: mijn middel is altijd humor geweest. Maar dat werkte
niet overal: in het lager secundair en in het BSO moet je niet met ironie afkomen, want dat
snappen ze niet.
»Mijn tweede lesopdracht was een vervanging van drie maand in het Sint-Teresiacollege
in Eksaarde, en dat was echt verschrikkelijk: toen kwam ik trillend van de stress thuis. Ik
gaf er Nederlands en Engels – opnieuw: Engels had ik ook niet gestudeerd – aan het
tweede en derde middelbaar ASO. Die gasten hebben nog enorm veel structuur nodig: je
moet hen echt nog zeggen wat ze moeten opschrijven of onderstrepen. En veertienjarige
pubers rebelleren tegen n’importe quoi: ze kunnen de zwakte van een beginnende
leerkracht enorm goed uitbuiten. Een klaslokaal is een harde, darwinistische omgeving.
Vooral de tweedejaars waren out of control. Eén voorval zal ik nooit vergeten: een
populaire gast had een mollig meisje tijdens haar spreekbeurt zitten filmen – ik weet zelfs
nog wat ze toen aanhad: een roze salopet. Ik was op dat meisje en haar spreekbeurt
gefocust, en had niet gezien dat die kerel zijn smartphone had bovengehaald. Hij heeft
haar spreekbeurt op internet gegooid, er ‘Oink oink oink’ onder gezet, en dat verspreid
over school. Ik had al opgevangen dat het meisje gepest werd en vond het voorval ernstig
genoeg om ermee naar de directie te stappen. Maar daar vond ik geen steun: ze hebben
hem enkel een berisping gegeven: ‘Niet meer doen, hé!’ Alsof dat hem gaat tegenhouden!
Het kan zijn dat er een pestbeleid was, maar daar werd ik als vervangleerkracht dan toch
niet over gebrieft. En hoewel het in mijn les gebeurd was, mocht ik niet met de moeder van
dat meisje praten: de directeur wilde zelf alles onder controle houden.
»Niet lang daarna is de boel ontploft. Normaal zou mijn vervangopdracht met twee maand
verlengd worden, maar toen ik degenen die nalieten een taak in te dienen, een nul gaf –
zowat de helft van de klas – kreeg de directeur zoveel boze reacties van ouders dat hij mij
om uitleg vroeg aan de telefoon. Dat gesprek is geëscaleerd in ruzie omdat hij de kant van
de ouders koos, en ik was blij dat m’n contract niet verlengd werd. Later heeft die directeur
trouwens een burn-out gekregen.»
HUMO Niet enkel het hoger onderwijs wordt dus geplaagd door boze ouders die met
processen dreigen?
D’hanis «Die reacties waren echt absurd: meneer is bijvoorbeeld advocaat, en wil koste
wat kost dat zijn zoon later ook rechten zal studeren, terwijl die duidelijk een TSO-profiel
heeft. Waarom ouders hun kinderen dan toch in een richting duwen waarin ze niet gelukkig
zijn – en zich daardoor vaak als een lastpost gedragen – is me een raadsel. Ik ben aan de
unief heel veel mensen tegengekomen die in het middelbaar TSO hadden gedaan: die
richting sluit verdere studies dus niet uit.
»Raad vragen aan collega’s lukte ook niet, want alle leerkrachten zaten in de leraarskamer
in hun eigen groepje, en ik vond niet echt aansluiting bij hen. Ik had er eens een collega
50 minuten lang doorheen de muren horen brullen: niet mijn idee van een goede
leerkracht. Maar daarna ben ik in het Sint-Niklaasinstituut in Anderlecht terechtgekomen,
en daar was de sfeer veel fijner: ik had veel aan m’n collega’s, en de directeur was geen
autocratische tiran. Het cliché dat lesgeven in Brussel verschrikkelijk is, klopt voor mij dus
niet: het was mijn tofste leservaring. Ik gaf er les aan het vijfde en zesde ASO. Romelu
Lukaku is er, voor hij op Sint-Guido Instituut terechtkwam – de school van het programma
‘De school van Lukaku’ – trouwens nog buitengevlogen na een uit de hand gelopen
incident. Ik weet de details niet precies, want het was gebeurd voor ik er lesgaf, maar hij
had een jongen lastiggevallen of geslagen. Normaal zou hij geschorst worden, maar daar
had de voetbaltrainer van de Anderlechtse jeugdploeg een stokje voor gestoken, dus werd
overeengekomen dat hij van school zou veranderen. Ja, er wordt ook veel geroddeld in de
leraarskamer (lacht). Maar goed: daar moest ik Shakespeare geven aan de zesdes. Ik
had wel ooit ‘Macbeth’ gelezen, maar gelukkig biedt het handboek houvast (lacht).»
HUMO Je had in Anderlecht geen moeite met de diversiteit in de klassen – één van
de redenen waardoor veel jonge leerkrachten afhaken?
D’hanis «Het merendeel van de leerlingen waren Franstaligen die bewust voor een
Nederlandstalige school kozen, dus zij behoorden – om nu een lelijk woord te gebruiken –
tot de elite. En ik gaf les aan de laatste jaren: als je er tot het vijfde en zesde kon
doorstromen, was je een goede leerling. Ik heb er dus zelf weinig van gemerkt, maar naar
ik hoorde zorgden sommige jongens wel voor moeilijkheden in de lagere jaren: dat ging
dan van vechten na school tot opmerkingen maken en slapen in de les. Maar dat het in
landelijke scholen beter zou zijn, klopt niet, want daar zijn de leerkrachten vaak
bekrompen en racistisch: er is er altijd wel één die het nodig vindt een opmerking te
maken over pakweg hoofddoeken. Mijn vriendin werkt bijvoorbeeld met OKAN’ers
(Onthaalonderwijs voor Anderstalige Nieuwkomers, red.) en haar leerlingen zijn vaak de
kop van jut in de leraarskamer.»
HUMO Waarom heb je er na die tegenvallende ervaring in Eksaarde niet mee
opgehouden?
D’hanis «Ik ben geen opgever. En ik was zelf een probleemgeval in het middelbaar: ik heb
ooit een tampon in brand gestoken in de klas, het zwembad proberen te vandaliseren en
ben van school gevlogen omdat ik mijn broek had afgestoken op de brug van
Dendermonde en de leerkracht toevallig Duits net passeerde (lacht). Nu weet ik dat die
lessen niet stimulerend genoeg waren voor mij. Ik heb enkele jaren geleden bijvoorbeeld
m’n bachelor Japanologie behaald, maar in het middelbaar was ik wel gebuisd voor Duits.
Daarom ben ik zelf nooit hard tegen leerlingen ingegaan ben: je moet gewoon met hen
praten – ‘Wat vind je hier nu zelf van?’ – en ervoor zorgen dat ze in een omgeving
terechtkomen waar ze zich creatief kunnen uiten. Dus wou ik het nog een kans geven. Dat
semester in Anderlecht was een positieve ervaring, maar toch was ik opgelucht dat ik
ermee kon stoppen: er was één klas waar ik niet goed mee opschoot, waardoor ik in het
begin van de week al opzag tegen die uren. Je moet al sterk in je schoenen staan om daar
mee om te kunnen. Dan helpt de map die ze je in het begin in handen duwen – ‘Hier, voor
nieuwe leerkrachten, alles staat erin!’ – niet, hoor. En als ik al een begeleider toegewezen
kreeg, dan gingen die tweewekelijkse gesprekken als volgt: ‘En, hoe is ’t?’ ‘Niet zo goed.’
‘Bwahja, gewoon volhouden!’
»Ik had vooral moeite met het feit dat je als leerkracht jezelf niet kunt zijn. Je moet er eens
op letten: heel veel leerkrachten vervormen bijvoorbeeld op Facebook hun naam, zodat
niet iedereen hun foto’s van beschonken avonden kan opspeuren (lacht). Na mijn eerste
ervaring in Sint-Niklaas ben ik bijvoorbeeld speciaal voor Eksaarde een blazer en aktentas
gaan kopen, om er wat professioneler uit te zien. Maar een rolletje spelen ligt mij niet, en
je moet bovendien ook nog eens een soort van pedagogisch ideaal uitdragen. Ik voelde
me vooral fake. In het hoger onderwijs speelt dat minder, omdat ik m’n persoonlijke stijl in
de lessen kan leggen, en omdat studenten snappen dat een leerkracht ook nog een leven
heeft naast z’n werk. En, ook niet onbelangrijk: als je eens kwaad de richting van de
studenten uitkijkt omdat ze niet opletten, houden ze meteen hun mond (lacht). Kennis
bijbrengen doe ik graag, maar de vorming van adolescent tot volwassene ligt mij minder.»
HUMO Waarom haken jonge leerkrachten volgens jou zo snel af?
D’hanis «Je hebt er een bepaalde maturiteit voor nodig – iets wat een 25-jarige nog niet
heeft. Ik werd wat aan m’n lot overgelaten. Er is dus zeker extra personeel nodig die zich
om beginnende leerkrachten kan bekommeren. Nu worden de anciens vaak met die taak
opgezadeld, maar die hebben zo al genoeg aan hun hoofd. En leerlingen met
leerstoornissen worden, in tegenstelling tot in het hoger onderwijs, niet apart begeleid in
het middelbaar. In de drie scholen waar ik heb lesgegeven, moest je daar zelf aandacht
aan besteden, maar ik was geen professional: leerlingen met dyslexie gaf ik bijvoorbeeld
gewoon meer tijd om een tekst te lezen, en ik was milder in m’n verbetering. Maar ze
hebben een leer-, taal- en studiecoach nodig: daarom heb ik ook m’n twijfels bij het M-
decreet (dat meer inclusie in het onderwijs uitstippelt, red.).
»Als beginneling kun je heel gemakkelijk een vervangopdracht vinden – je vervangt vaak
een zieke of zwangere collega – maar het is knokken voor een vaste stek, en daar gaat
zelfs wat politiek mee gemoeid: de directie neemt vaak mensen aan die hen beter liggen,
maar daarom niet het meest competent zijn. Vaak zitten de vastbenoemde leerkrachten er
tegen hun zin, maar krijgen ze toch voorrang om hun uren te kiezen. Dat is een taboe dat
dringend moet geadresseerd worden.
»Een ander deel van het probleem is ook dat het beroep geen achting meer krijgt. Waar
beginnen mensen direct over als ze horen dat je leerkracht bent? ‘Amai, dan heb je veel
vakantie!’ Enorm vervelend, want ze weten niet hoe stresserend het is om elke keer weer
voor de klas te gaan staan. Een fulltime opdracht is misschien maar twintig uur effectief
lesgeven, maar ik heb het destijds eens uitgerekend: ik was in het totaal zestig uur per
week bezig. Mijn weekends bestonden vooral uit verbeteren, evalueren en lessen
voorbereiden. Mensen uit de bedrijfswereld werken ook lang, maar een gewone
ambtenaar werkt sowieso minder hard dan een leerkracht. De vakanties zijn dan ook geen
overbodige luxe: tegen het einde van het schooljaar ben je kapót. Het onderwijs telt niet
toevallig een hoog aantal burn-outs.»
HUMO Denk je dat het loopbaanpact dat minister van Onderwijs Hilde Crevits
voorstelt – meer begeleiding, werkzekerheid en flexibiliteit – het beroep
aantrekkelijker zal kunnen maken?
D’hanis «Ik vrees vooral dat met ‘flexibiliteit’ bedoeld wordt: het zien te rooien met minder
middelen. Terwijl je net moet investeren! Met meer middelen kun je meer personeel
aanwerven: dat is al een goede start. En toon in een campagne dat leerkrachten het niét
zo makkelijk hebben als iedereen denkt, en dat het geen soft beroep is dat vooral voor
vrouwen weggelegd is: mannen moeten beseffen dat je er heel veel creativiteit in kwijt
kunt, en je net serieus sterk in je schoenen staan om een klas aan te kunnen. Zo kan er
een mentaliteitswijziging op gang komen en krijg je op den duur ook béter personeel,
zijnde: mensen die ervan dromen leerkracht te zijn – want het is echt wel een beetje een
roeping – en het niet puur uit economische noodzaak doen. Want zulke leerkrachten heb je
nodig.»
