DINGEN OP MIJN MAAG

Ik sta in een lokaal op een zolder in Oostende Pilates te doen wanneer de misselijkheid mij overvalt. Het zweet breekt me uit, en ik moet mijn best doen om de inknijpbare cirkel die ik vastheb niet uit mijn handen te laten vallen, de dakspanten draaien als kermisattracties voor mijn ogen. Ik was initieel blij dat er nog een andere man in de les zat naast zowat twaalf vrouwen, zo voelde ik me minder iemand die compleet genderongepast naar vrouwenlichamen kwam loeren, gesterkt door de ingebeelde solidariteit van een contingente geslachtsovereenkomst. Er is ook een les “mamalates” in het aanbod van de yoga-organisatie, maar “papalates” vond ik nergens terug op hun website. Een beter gezinde en gezondere versie van mezelf zou daarover een grap gemaakt hebben tegen de instructrice. Misschien is de wereld waarin ik gestaag doorheen mijn dertiger jaren een maaglijder geworden ben de beste van alle mogelijke werelden. Voor andere mensen dan.

In de veiligheid van mijn vertrouwde koffiehuis Oode lees ik wat later in de biografie van een reeds lang gestorven auteur dat de biografe sympathie voor hem opvatte omdat hij een maaglijder was net zoals zij. Ik ben het boek even daarvoor in bibliotheek gaan halen, en het lijkt me één van die kleine toevalligheden te zijn waardoor religieuze mensen zich bevestigd voelen in hun intuitie dat er hier meer aan de hand is, in dit ondermaanse waarin we dan, aldus de gelovige, een wachttijd of misschien een test doormaken voor we in de eeuwige heerlijkheid worden toegelaten. Ik vat sympathie op voor de biografe die sympathie opvatte voor de maaglijdende auteur.

Mijn maagklachten begonnen na mijn ingebeelde leverklachten met wat keelklachten. Het leek eerst dat ik me weer vanalles in het hoofd gehaald had, een nieuwe ziekte die mijn brein gebruikt om de echte pijn van het leven te verdringen en de emotionele aandacht van mijn dierbaren op me te vestigen. Vergeleken met het moeras van onze emoties is een lichamelijke kwaal een duidelijk afgetekende zandvlakte. Maar na een tijd bleek er toch echt wat aan de hand, en mijn processietocht bij een keur dokters begon. Aanvankelijk leek ik louter keelproblemen te hebben, maar toen dat maanden later en vele onderzoeken later een als een steenezel zo onvruchtbare onderzoekspiste bleek werd ik naar de gastroloog gestuurd die me met een procedure die ik de niet-nutritieve foie gras-techniek noem wist te verzekeren dat ik een foutief sluitende maag en daardoor chronische zuurproblemen heb. Aangezien ik al een decennium eerder een gastroscopie had ondergaan en ik dus wist waar ik aan toe was had ik de verpleegster gevraagd om me hevig te verdoven.

“Als ik de rest van de dag een beetje high blijf, vind ik dat niet erg”, verzekerde ik haar. Ze lachte niet en spoot me prompt een ampule kalmeermiddel in. Ik moest nog steeds kokhalzen terwijl de darm naar mijn maag reisde, maar het kon me geen hol schelen. De dokter heette Mike en ik complimenteerde hem stoned met zijn vaardige prestaties met de holle tube. Hij zei dat ik nochtans een beetje lelijk had gedaan. “Neem dan toch mijn compliment, man”, mompelde ik, maar hij was alweer de deur uit, op weg naar nieuwe maagplooien, als een ontdekkingsreiziger die zijn hele leven op dezelfde breedtegraad blijft.

De schrijver die ik het best en het meest intiem ken met maagklachten is Louis-Paul Boon. In zijn vroege novelle “Maagpijn” schrijft hij over zijn calvarietocht langs een batterij kakelende en brommende dokters, waarbij hij er steeds meer van overtuigd geraakt dat hij stervende is, dat hij een hartkwaal heeft en dat hij dra zal creperen. Uiteindelijk blijkt Boon wat hij beschrijft als een maagbreuk te hebben en is er van enig hartprobleem nog geen sprake. Hij zal in 1979 weliswaar overlijden aan een hartaanval, wat niks ironisch heeft, maar er gewoon op wijst dat zelfs hypochonders gelijk krijgen als je ze maar het nadeel van het ouder worden geeft.

Waarschijnlijk hebben er ook veel mensen die ik niet bewonder maagklachten, ik ben immers een heel zuur man. Dat is medisch bij me vastgesteld.

Het vervelendste onderzoek dat ik onderging op zoek naar een remedie voor mijn aanhoudende klachten was dat waarbij men voor 24 uur via je neus een buis tot het midden van je keel inbrengt om te meten hoe zuur je nu precies bent. Dit werd bij mij gedaan door een verpleegster in Brugge, en je krijgt geen verdoving omdat het “echt helemaal niet erg” is. Toen de buis goed en wel aan mijn gezicht geplakt werd kreeg ik opgedragen om “te doen zoals normaal”. Als ik niet “zoals normaal zou doen” was er een kans dat de meting vertekend was. Telkens ik iets opat dat niet helemaal vloeibaar was voelde ik het voedsel aan de buis in mijn keel en bij verlenging ook aan mijn neus rukken. Het was alsof ik in mijn eigen lichaam naar snoeken aan het vissen was en het beest zo nu en dan te kennen gaf dat het aan mijn haak hing. Ik moest ook nogal veel kokhalzen.

“Doe gewoon zoals normaal”, flikker alsjeblieft een roteind op.

De conclusie van het onderzoek was dat mijn zuurmedicatie werkte, waarbij er ook gemeld werd dat het onderzoek niet nodig was geweest maar dat het toch goed was om dit te weten. Ik vroeg aan de professor in het ziekenhuis of er een andere optie was dan heel mijn leven zuurmedicatie nemen. Blijkbaar is er ook een operatie waarbij men je slokdarm eraf snijdt en die dan langs de zijkant weer in je maag ramt.

“Het is zoals een chiffon van een lavabo”, zei hij plezierig. Dat het voor hem allemaal routinewerk was en dat hij dus vrij licht ging over zeer diep in mijn lichaam snijden snapte ik wel nog, maar dat vakjargon vond ik schier onuitstaanbaar. Hij kon me de operatie niet aanraden. De rest van mijn leven medicijnen dan maar. Ik vroeg hem of die veilig waren, maar dat wimpelde hij af met een retorische tegenstoot.

“Veiliger dan de hele tijd zuur in je slokdarm”, zei hij. Ik geloof dat ik maar eens naakt ga ballroomdansen op de Torhoutsesteenweg, het is alvast veiliger dan kizomba op de E40, met al die racisten hier in België wil je de verdenking van multiculturalisme liever uit de koplampen houden.

Mijn huisarts geeft me wat later de kanttekening mee dat het “in het kader van kankerpreventie” toch ook een goed idee is dat ik geen al te hoge dosissen neem. Het lijkt dat alle wegen in de moderne wereld al lang niet meer naar Rome, maar wel naar kanker leiden. Ik wist mijn zuurremmergebruik, een middel dat de zuurpomp van je maag aflegt, in de loop der tijd te reduceren tot één pil om de twee dagen, waar ik er op de piek van mijn klachten vier per dag nam.

Een week voor de Pilatessessie besluit ik zonder enig medisch persoon te consulteren dat mijn maagsluiting magisch geheeld is en dat ik de pillen niet meer nodig heb. Dat blijkt tot mijn eigen ontstelling niet zo te zijn, de pijn komt prompt terug, en ik ben niet meer zo geschokt geweest als toen ik achter de clownsmake-up van Papa Chico in 1989 het door alcoholisme opgeblazen gezicht van een mij bekende Hamse marginaal herkende. Ik had ergens gehoopt dat de reductie van stress na de geboorte van ons kind, de scheiding, het ontslagen worden door vreselijke vrouwen en wat afgrijselijke mannen achter rookschermen in twee organisaties, de zelf- en lichaamshaat na de liefdesbreuk, en uiteindelijk de herontdekking van mezelf, mijn talenten en hun relatieg hoge waarde en van de liefde genoeg zou geweest zijn om mijn lichaam zich te laten herstellen. Niet dus, de intensiteit van de misselijkheid en de maagpijn zijn even groot als een viertal jaar geleden toen het allemaal begon.

Ik weet dat het ergens in een interview met Murakami, de bekendste Japanse auteur, is dat hij het heeft over kleine toevalligheden die aanvoelen alsof er iets meer aan de hand is dan wat we zien, voelen en kunnen meten. Je denkt aan je overleden kat en er loopt een haast identiek exemplaar voor je ogen. Het is de verjaardag van de sterfdatum van een dierbare en je ontmoet een kind met dezelfde naam en dezelfde diepe poelen van ogen. Je lijdt onder je kwaal en je leest in het boek van de persoon die je gaat interviewen dat ze dezelfde lijdensweg bewandelt. Murakami laat aldus de deur open voor een soort van mysticisme dat ik gevoelsmatig zeer aantrekkelijk vind maar waar ik met mijn denkende corticale hersenen alleen smalend over kan doen. Maar het is inderdaad een speciaal , soms overweldigende gevoel als levens samenkomen en ze door gedeelde ervaringen beiden weten dat er niet veel gezegd hoeft te worden om tot wederzijds begrip te komen. Alleen in mijn bed met de scherpe kant van de dingen op mijn maag dreig ik dat gevoel wel eens uit het oog verliezen, maar het is de motor waardoor mijn leven draait, voor welke belachelijk korte tijd dit uit het oogpunt van de kosmische oneindigheid dan ook maar het geval is.

Een reactie plaatsen

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s